Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het voortgezet onderwijs

 

Artikel 86 Bekostiging exploitatiekosten
1
De bekostiging voor de exploitatiekosten van de scholen heeft betrekking op de volgende componenten:
a
onderhoud van het gebouw en het terrein,
b
energie- en waterverbruik,
c
middelen, waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e,
d
administratie, beheer en bestuur,
e
loopbaanoriëntatie en -begeleiding,
f
schoonmaken, en
g
publiekrechtelijke heffingen, met uitzondering van belastingen ter zake van onroerende zaken.
2
De bekostiging wordt zodanig vastgesteld dat zij voldoet aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.
3
De bekostiging omvat:
a
een vast bedrag per school,
b
een bedrag dat afhankelijk is van de normatieve ruimtebehoefte per leerling,
c
een bedrag dat afhankelijk is van het aantal leerlingen van de school, en
d
voor scholen met leerwegondersteunend onderwijs dat op grond van artikel 75c in aanmerking is gebracht voor bekostiging een bedrag dat afhankelijk is van het aantal leerlingen in dat onderwijs voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij op dat onderwijs zijn aangewezen of toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
4
De in het derde lid onder a tot en met c bedoelde bedragen kunnen per schoolsoort en per groep van leerlingen verschillen. De in het derde lid onder b en c bedoelde bedragen kunnen bovendien verschillen voor:
a
de eerste twee leerjaren van de school, en
b
de overige leerjaren.
5
Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de in het derde lid onder a tot en met d bedoelde bedragen vastgesteld. Bij deze regeling worden tevens nadere voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop de bekostiging wordt berekend, alsmede voorschriften omtrent de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld. De vastgestelde bedragen gelden voor het kalenderjaar dat aanvangt na het tijdstip van vaststelling.
6
Bij de vaststelling van de in het derde lid onder a tot en met c bedoelde bedragen, dan wel als tussentijdse aanpassing van die bedragen, worden volgens bij ministeriële regeling te geven regels loon- en prijsontwikkelingen verwerkt, tenzij de toestand van 's Rijks schatkist zich daartegen verzet.
7
De ministeriële regeling, bedoeld in het vijfde lid, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan nadat 4 weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de regeling te kennen wordt gegeven, dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd. De eerste tot en met derde volzin zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van tussentijdse aanpassingen als bedoeld in het zesde lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •